Japan, Opium en het Verre Oosten: de invloed van het Verre Oosten op de Westerse Kunst
De invloed van Japan op de Westerse kunst
Na twee eeuwen van ‘splendid isolation’ opende Japan eindelijk haar grenzen in 1854. Het duurde echter nog een aantal jaren voordat de Japan manie eindelijk toesloeg in het Westen. Het was pas na de twee Wereldtentoonstellingen -in 1862 en 1867- dat Europeanen echt kennis maakten met de Japanse kunst en gebruiksvoorwerpen. De prachtige kimono’s, porselein, houtdruk prenten, waaiers, parasols en kamerschermen verwonderden de Europeanen en werden al snel een echte rage. Kunsthandelaars grepen deze kans maar al te graag aan en de handel in Japanse als ook Chinese curiosa groeide gestaag.
Handelaars zoals de befaamde Siegfried Bing waren een drijvende veer achter de toename van Japanse invloeden in de Westerse kunstwereld. De door Bing geïmporteerde prenten vonden gretig aftrek bij kunstenaars die op zoek waren naar een nieuwe stijl, waaronder Vincent van Gogh.
Bing richtte in 1888 het tijdschrift ‘Le Japon Artistique’ op, waarin hij de Japanse kunst omschrijft als een ‘Art Nouveau’.
Niet heel vreemd dus dat het Japonisme -een stroming waarin Westerse kunstenaars hun eigen invulling gaven aan de Japanse invloeden- de bakermat bleek te zijn voor de Art Nouveau stroming.
Kunstenaars in het westen werden betoverd door het abstracte gebruik van krachtige kleuren, de opvallende composities en interessant gebruik van perspectief in de Japanse ukiyo-e houtprenten en porselein. Zij vertaalden dit in hun eigen werken naar een eenvoudige, kleurige en bijna abstracte stijl, waarin de natuur vaak centraal staat. De Japanse kachō-e prenten (‘vogel- en bloemschildering’, een subgenre van de ukiyo-e prenten) hadden vooral een grote invloed op de Westerse Art Nouveau stijl. De gestileerde bloemen en vogels zijn bijvoorbeeld goed terug te zien in verscheidene decors van onder andere de Koninklijke Porselein- en Aardewerkfabriek Rozenburg Den Haag.
Klaprozen en opium gebruik
De klaproos is al eeuwenlang een veelgebruikte metafoor in Europa voor (eeuwige) slaap en rust. Vanaf de Oudheid wordt het melkachtige sap van de papaverbloem -opium- gebruikt als verdovings- en slaapmiddel. Deze werking heeft vervolgens uiting gevonden in mythes, volksverhalen en kunstwerken uit verschillende periodes en landen. Al in het Oude Griekenland was de klaproos een symbool dat zowel door Hypnos (Slaap) als Thanatos (Dood) werd gedragen. De Griekse mythologie verhaalt zelfs over de schepping van de klaproos door Demeter, nadat zij haar dochter Persephone was verloren.
Dit verband tussen klaprozen, opium en (eeuwige) slaap vindt men ook terug in kunstwerken uit het einde van de 19e eeuw. In de 19e eeuw was opium nog steeds de populairste pijnstiller en werd het in veel drogisterijen verkocht, met name als pijnstiller voor vrouwen of kinderen. Aan het einde van de 19e eeuw groeide ook de populariteit van het roken van opium, vooral onder de elite.
Opiumholen werden doorgaans gezien als plaatsen van verderf en criminaliteit, maar het ritueel rondom het roken van opium had ook een zekere mysterieuze en exotische allure. Het roken stelde de gebruiker instaat om te ‘ontsnappen’ uit het mondaine leven en een trip te maken naar het exotische Verre Oosten.
Het duurde niet lang of dit mysterieuze tijdverdrijf werd gecombineerd met die andere uitbeelding van het mysterieuze Verre Oosten, namelijk de Japonistische kunstwerken. Symbolen die verband hielden met opium, zoals draken en klaprozen, werden in een Japonistische stijl uitgebeeld. De draken waren een verwijzing naar het ‘jagen op draken’, een metafoor voor het roken van opium. Maar ook klaprozen, die al eeuwenlang een symbool voor slaap en opiumgebruik waren, kwamen veelvuldig terug in decoraties op vazen en ander porselein. De sierlijke bloemen werden afgebeeld in een stijl die doet denken aan een Japanse ukiyo-e print: tweedimensionaal en bijna abstract, met een sierlijke compositie en krachtige kleuren.
Opvallend is het gebruik van klaprozen in de decoratie van dit klokkenstel van Rozenburg Den Haag, ontworpen door W.P. Hartgring. In de Japanse bloemduiding -Hanakotoba- staat de klaproos niet voor slaap en de dood, maar betekent een rode klaproos juist plezier. Als men de invloed van Japan op het Japonisme in het achterhoofd neemt, zou je dus kunnen stellen dat in dit decor de Westerse en Japanse betekenis van de klaproos zijn samengesmolten in een nieuwe betekenis. De klaproos wordt hier niet gezien als het einde van het leven, maar juist een herinnering om plezier te hebben in het leven, omdat de klok des levens door blijft tikken. Combineer dit met de betekenis van de madelief, zowel in Japan als Europa gezien als een symbool voor onschuld en reinheid. De klok lijkt ons te willen vertellen dat we moeten genieten van het leven!